Een paar jaar geleden zag ik in een theatervoorstelling van Nilgun Yerli waarin zij zeer beeldend vertelde over grenzen. Dat het zo fijn zou zijn als er een grenswachter bij haar grenzen zou staan, om haar erop te wijzen dat ze over haar grenzen ging en te vragen of ze dat ook echt wilde. 

Wat had ik graag een grenswachter gehad de afgelopen jaren. 

Wanneer passeer je een grens? Wanneer schuift een grens een stukje op? Wanneer is het tijdelijk en wanneer is de grens een hellend vlak geworden? Ik weet het niet. Wat ik weet is dat ik de grens gemist heb, het passeren, het opschuiven, het hellende vlak. Pas toen mijn grenzen ver overschreden waren, stond ik mezelf toe het conflict te voelen. Het conflict van de grenspaaltjes, het totale verlies van eigenheid van grenzen. 

Ik kan geen moment aanwijzen waarop de grens voor het eerst werd verlegd, geen aantal keren noemen dat dit gebeurde. Ik weet niet waarom het gebeurde of waarom ik het toeliet. Ik weet nu wel wat ik verloor. Mezelf, mijn vertrouwen in mijzelf, in anderen, in de moeite waard zijn. Ik verloor het gevoel van een team zijn samen, samen op weg zijn. Ik verloor nauwe contacten die afstand namen, mijn spontaniteit en mijn durf.

Iedere keer dat de grens opschoof ging ik harder lopen. Want blijkbaar deed ik niet goed genoeg mijn best, moest ik harder werken. Ik zag andere mensen een gelijkwaardige relatie hebben, samen opvoeden, een leven leiden. Het feit dat het mij niet lukte betekende dus dat ik het niet goed deed. 

Die boodschap, op zoveel manieren verteld, blijkt nu diep geworteld in mij. De onvoorspelbaarheid, de psychische druk, de emotionele chantage, ik heb het niet gezien. Nu blijkt dat sommige mensen om mij heen het wel zagen en voelden. En afstand namen omdat ze niet konden toekijken wat er gebeurde. Had het geholpen als zij het hadden gezegd? Dat denk ik niet. Want ik vond dat ik het moest kunnen, dat ik niet op mocht geven, dat de kinderen recht hadden op twee ouders in een huis. Ik zou het wel oplossen, verbeteren, dat was ik aan mezelf, de kinderen en iedereen verplicht.

Tot dat ene moment. Na alle woorden die naar mijn hoofd waren gesmeten werd er fysiek iets gesmeten. Raak. Ik wist dat er een grens te veel was gepasseerd. Ik gaf mezelf toestemming om het op te geven. Het was klaar.

Nu zoek ik mijn grenspaaltjes terug, ik weet dat ze daar ergens zijn. Soms struikel ik over een grens, soms voel ik dat ik de slagboom weer gemist heb en terug mag om te zoeken. Eerst weten waar de grenzen ook alweer zijn, dan kan ik daarna de grens bewust wel of niet passeren.