Zo goed als mogelijk heb ik me voorbereid op het loskoppelen. Het loslaten van mijn wens tot een ’traditioneel’ gezin, het samenleven van beide ouders in harmonie, loslaten van de financiële situatie zoals die was en nog veel meer. Voorbereid door na te denken over prioriteiten, keuzes, nieuwe vormen van (samen) leven. Schaamte kwam daar niet in voor.
De loskoppeling werd een hoog conflict scheiding. Daarmee kwam ook de schaamte binnen. Ik schaam me voor mijn scheiding. Mijn binnenste kring benoemd dat dat niet nodig is. De mate van conflict, de manier waarop wegen steeds onherroepelijker worden, het is niet mijn keuze. Maar ik schaam me wel.
Ik schaam me voor de conflicten, de heftigheid, de woordkeuzes. Ik schaam me voor de stroom mensen die vakmatig betrokken wordt bij iets wat zo persoonljik is. Ik schaam me voor de ongelooflijke kosten die dit met zich meebrengt, die grotendeels door ‘de maatschappij’ worden betaald. Ik schaam me als ik oud-collega’s tegenkom of mensen met wie ik eerder heb samen gewerkt terwijl ik nu ‘de cliënt’ of ‘de ouder’ ben. Ik schaam me voor het verhaal.
Ik schaam me als ik alweer een beroep doe op mijn binnenste kring om te sparren, mijn emoties te delen. Ik schaam me dat na al die tijd mijn emoties nog zo overweldigend kunnen zijn, de paniek zo groot. Ik schaam me om te zeggen dat ik het gevoel heb om het soms niet aan te kunnen. Ik schaam me omdat ik bang ben dat ik als ‘labiel’ bestempeld ga worden.
Ik schaam me voor de kinderen, dat hun ouders zo uit elkaar gaan. Dat ik hen niet kan beschermen. Ik schaam me dat ze worden belast met dit allemaal, dat de onbezorgdheid al ver voor het loskoppelen uit hun leven verdween.
Ik schaam me dat het alsmaar door gaat, nog steeds niet stopt. Ik schaam me dat ik het zo ver heb laten komen, zo lang ben gebleven, niet eerder aan de bel heb getrokken. Ik schaam me dat ik niet heb gezien wat er gebeurde, dat ik intelligent genoeg ben en toch hier terecht gekomen.
Ik schaam me om te vertellen over rechtzaken, voogdij. Om te vertellen wat dat ècht met me doet. Ik schaam me voor de intense boosheid die ik kan voelen over dit alles.
Ik schaam me dat ik het niet anders kan laten gaan, dit niet heb kunnen voorkomen.
Ik schaam me dat ik dit opschrijf. Aan de buitenwereld kenbaar maak. Tegelijkertijd hoop ik dat, door het hier op te schrijven, een deel van de zwaarte verdwijnt. De schaamte heeft nu woorden, een podium, misschien kan het dan nu afnemen.