‘Maar mam, als ik dat tegen jou zeg, dan kun jij dat toch voor mij vertellen? Waarom zou je dat verzinnen?’ Ik zie de vertwijfeling in je ogen. Als je het tegen je moeder zegt dan komt het toch goed? Maar nee, zo werkt het niet.
Ik hoor je woorden, ik zie wat je doormaakt, ik voel hoe het je raakt. Aarzelend, verstopt in het donker zoek je woorden. Woorden voor wat je voelt, voor wat je eigenlijk niet durft te zeggen. Woorden voor dat waar je hulp bij wilt. ‘Want dan kun jij het regelen toch mam?’
Nee lieverd. Dat kan ik niet regelen. Want behalve als jouw moeder word ik gezien als een partij, iemand die mogelijk winst haalt uit wat jij zegt. Want dat gebeurd blijkbaar in een hoogconflictscheiding, dan haal je winst uit de woorden van je kinderen?! Dus het telt niet als ik hen vertel wat jij mij vertelt. Want voor de rechter ben ik een partij, is wat ik zeg niet onpartijdig. Voor de jeugdbeschermer ben ik behalve moeder vooral ex-partner. Voor de raadsonderzoeker ben ik beschadigd en niet onpartijdig.
Je kijkt met grote ogen. ‘Ze geloven jou dus niet? Maar ik zeg het toch?’ Zucht… ja dat zou je denken. Als jij wat wilt lieverd, dan moet je praten, appen, mailen naar de jeugdbeschermer, de rechter. Ik weet dat je dat niet wilt, dat dat spannend is Dat is ook letterlijk w.at je zegt ‘jou vertrouw ik mam, hun niet’.
Het voelt alsof ik je in de kou laat staan. Ik kan niets doen met jouw vraag om hulp, behalve dan dat wat jij niet wilt; je verwijzen naar de instanties. Want pas als zij het zeggen is het waar, bestaat het, wordt het serieus genomen. Dus alsjeblieft lieverd, app de jeugdbeschermer, schrijf de rechter. Pas dan kan ik opkomen voor jouw belangen zonder dat die worden gezien als mijn eigen belangen. Pas dan kan ik je geven wat je wilt, rust voor jou, zonder dat dat gezien wordt als winst voor mij.
Dat ik niet onpartijdig ben klopt trouwens. Ik kies altijd voor mijn kinderen. Altijd.