Al voor het loskoppelen was ik me bewust van kwetsbaarheid als opvoeder, omdat er een groot deel van die rol op mijn schouders lag. Na het loskoppelen werd dit sterker. In de eerste instantie kon ik in de dagen zonder kinderen een ander deel van mezelf aanspreken, ontwikkelen, onderzoeken. Al snel bleek dat ik dan toch altijd bereikbaar moest zijn voor de ‘als.. dan’momenten.

Langzaam maar zeker gingen ze weer vertrouwen. Dat ja ja is en nee nee. Dat iets toezeggen betekend dat het gebeurd. De meest normale dingen waren onzeker geworden. En bovenal leerden ze dat ze het allerbelangrijkste zijn in mijn leven. Ja, ook belangrijker dan de nieuwe liefde die kwam. Dit moest met regelmaat benoemd, gecheckt, uitgeprobeerd en ook besproken met de nieuwe liefde. Dat hij dit volmondig bevestigde leverde verbaasde blikken op.

Bewust van mijn één ouder rol. Bewust van de verantwoordelijkheid om te beslissen, te kiezen, te sturen. Om nooit te kunnen zeggen ‘papa en ik gaan het daar samen over hebben’. Om te lezen dat bij een opname in het ziekenhuis van enkele dagen ‘er altijd één van je ouders bij je mag zijn’. Waarbij de tiener lacht en zegt ‘dusssssss jij bent er de hele tijd’.

Ik kan alles wegredeneren, dat het mijn eigen keuze is, dat het niet anders kon, dat samen met de ander beslissen en bespreken het zeker niet makkelijker had gemaakt. En toch. Het altijd alleen verantwoordelijk zijn voelt als een toegenomen kwetsbaarheid.