Binnenshuis en buitenshuis was een groot verschil, al lang voor de loskoppeling. Buitenshuis was het leuk, joviaal, kon er van alles. Binnenshuis niet, dan was er frustratie, passieve agresivteit. Behalve als er visite was natuurlijk. De schakeling leek vanzelf te gaan, de schuld voor het verschil lag altijd bij mij of de kinderen. Wij deden iets, of juist iets niet, waardoor hij…
In de laatste jaren voor de loskoppeling vergiste hij zich soms, leek het hem te ontglippen. Alsof het hem niet meer lukte de schijn op te houden als iemand regelmatig bij ons binnen kwam. Dat hij af en toe door zijn eigen masker van joviaal heen brak en liet zien hoe het echt ging.
Er kwamen vrienden op bezoek, eerst op zijn werk en daarna bij ons thuis lunchen. Uitgelaten kwamen ze binnen met de kinderen, ze hadden het zo leuk gehad op zijn werk. Gezellig, spontaan, verteld, laten zien, helemaal hij in zijn element. Hij kwam iets later terug. Binnen een paar minuten veranderde de sfeer, werd het ijzig. Hun kinderen begrepen er niets van, die van ons trokken zich terug, beducht op wat er zou kunnen komen.
Hij vertrok naar boven, uit het niets, de visite en alles aan mij overlatend. Onze vrienden vielen stil om vervolgens te vertellen dat ze nu opeens snapten wat ik bedoelde als ik zei dat het moeilijk was. Dat ze zich niet konden voorstellen dat hij thuis en hij op het werk dezelfde waren, zo’n groot verschil.
Het veranderde niets in huis, en toch… het lag dus niet alleen aan mij!